Ik ben José, een studente van intussen 22 jaar oud. Begin september 2018 begon ik aan de lange vliegreis richting Kathmandu. Ik was net klaar met mijn bachelor en had besloten om een jaartje pauze te nemen van het studeren. Al vanaf jongs af aan ben ik bekend Orchid Garden Nepal en was ik er door geïntrigeerd.
Toen ik dus moest bedenken hoe ik een nuttige invulling kon vinden voor mijn studie-loze jaar, was de keuze snel gemaakt. Ik doe graag vrijwilligerswerk, werk graag met kinderen, hou van reizen en van rijst – een perfecte combinatie. Dus zo kwam het dat ik in m’n eentje met een enkel ticket naar een volledig onbekend land afreisde. Het enige wat ik wist, is dat ik een visum voor 90 dagen zou aanvragen, en zo veel mogelijk tijd bij OGN zou doorbrengen.
Na een lange, vermoeiende reis, kwam ik aan in het stoffige en drukke Kathmandu. Gelukkig had Bina (de oprichtster en directrice van de school) aangeboden om mij van het vliegveld op te halen. Naast mijn rugzak met eigen spullen, had ik namelijk ook twee volle koffers met donaties uit Nederland mee, dat kon ik met geen mogelijkheid zelf door de stad slepen.
Wat er toen volgde, bereidde mij goed voor op het leven in Kathmandu: een hectische rit in een volgepropte kleine taxi, waarbij ik bij elke inhaalpoging mijn hart vast hield. Toch belandden we heelhuids op het schoolplein en kon ik eindelijk alles meemaken wat ik al zo vaak op de foto’s had gezien. Ik hoorde dat er twee dagen terug twee Deense meiden waren begonnen met werken, en dat er een paar weken laten nog een Amerikaanse zou komen. Uiteindelijk vond ik het ontzettend fijn om met deze drie Westerse leeftijdsgenootjes te mogen werken, omdat niemand thuis ooit zal snappen wat je meemaakt en omdat het best fijn is om soms even te kunnen ventileren over gekke Nepalese gewoontes!
Vanaf dag één op OGN sprong ik gelijk in het diepe. Ik wilde niet afwachten, niet rustig aandoen, niet acclimatiseren, maar doen waarvoor ik gekomen was. Jetlag aan de kant doen, en om acht uur klaar zitten om de eerste kinderen naar binnen te zien druppelen. Vervolgens kwamen de Deense meiden, die ergens verderop woonden, die mij goed konden instrueren over de dagelijkse bezigheden. We hielden ons vooral bezig met de grootste en meest onstuimige groep, de peuters. We hielpen met het uitdelen van de melk, speelden met ze, zetten ze op de pot, hielpen ze met eten, susten ruzies, droogden tranen en renden achter ze aan wanneer ze er vandoor gingen. Het was een ontzettende overgang en erg lastig af te tasten hoe we de dagopvang-didi het beste konden helpen (ze sprak geen Engels), maar oefening baart kunst. Wanneer de peuters in de middag hun dutje hadden, vlogen wij door naar de kleuters om bijvoorbeeld hun huiswerk voor te bereiden, met ze te spelen of te helpen met Engels (ja echt, daar beginnen ze vroeg mee!). Wanneer de peuters wakker werden, hadden we weer de chaos van eten, spelen en de pot. Vanaf vier uur werden de eerste kinderen opgehaald en rond zes uur was het schoolplein zo goed als leeg.
Hoewel ik als een gelukkig mens van 08:00-18:00 zo nuttig mogelijk wilde zijn, vond mijn lichaam dat toch best wel heftig. Dit werd natuurlijk versterkt door de lange reis, het tijdsverschil, andere hygiënestandaarden, ander klimaat en ander eten (nog nooit zoveel rijst gehad, was wel heerlijk). De eerste twee weken gingen als een tierelier, maar hierna stortte ik helaas in. Vrij heftige voedselvergiftigingsachtige symptomen hebben me in totaal wel een maand geteisterd. Hierbij hielp het ook niet dat ik, elke keer als het iets beter ging, snel al weer klaar stond om aan het werk te gaan. Het voelde heel krom dat ik in een derde wereldland zo veel dagen ziek op bed moest liggen en mensen voor me moest laten zorgen, daar was ik immers niet voor gekomen. Voor iedereen die een even enthousiaste vrijwilliger wil zijn als ik, pas alsjeblieft goed op jezelf!
Na een tijdje (en een antibioticakuurtje) ging het gelukkig weer stukken beter, en heb ik met volle teugen van mijn tijd kunnen genieten. Elke dag was redelijk vergelijkbaar, en de werkzaamheden werden de normaalste zaak van de wereld. Positieve dingen die er uit sprongen in deze drie maanden, waren de feestdagen op school. Vooral in het najaar zijn er ontzettend veel belangrijke dagen in Nepal, en die werken ook op OGN uitgebreid gevierd. Meestal hield dit in dat iedereen extra mooi aangekleed was, dat de school versierd was, en dat er veel gedanst werd. Vooral het dansen was geweldig, omdat iedereen – van de peuters tot de juffen – mee deed (en volgens mij worden Nepalezen automatisch geboren met een geweldig gevoel voor ritme). Ook als vrijwilligers werden we dan nog wel eens het podium opgetrokken, maar Westerse lange lijven
bewegen helaas toch een stuk minder soepel, dus dat was voornamelijk erg grappig. Naast alle geweldige dingen die je mee kan maken, zitten er natuurlijk ook zure randjes aan het werk. Deze kinderen zitten immers niet voor niets op OGN, maar hebben meestal wel een problematische achtergrond. Wat ik nooit zal vergeten, is dat er een man het schoolplein op kwam en ongelofelijk veel stennis ging schoppen. Als vreemdelingen, snapten wij natuurlijk niet precies wat er aan de hand was, maar zelfs voor ons was het overduidelijk dat deze man erg dronken was en dat alle leerkrachten zich defensief opstelden. Uiteindelijk bleek dat deze man zijn slapende zoontje van nog geen twee jaar graag op wilde halen. Uit een later gesprek bleek dat deze man een alcoholist is en zijn zoontje wel vaker had opgehaald, om hem vervolgens op straat achter te laten in zijn zoektocht naar drank. Uiteindelijk hebben ze het jochie wakker moeten maken en meegegeven (na de moeder gebeld te hebben met de vraag of ze snel naar huis kon komen). Toen hij uit de slaapzaal gehaald werd, zag ik dat het mijn favoriete peuter was. Dit jochie kwam al weken huilend op school, maar zijn moeder gaf hem aan mij, en na een tijdje kon ik hem meestal wel kalmeren. Ik weet dat je eigenlijk geen favorietjes moet hebben en ik heb ook mijn best gedaan om hem niet te veel aan mij te laten hechten, maar toen hij daar met zijn vader stond, brak mijn hart. Op dat soort momenten sta je wel even stil bij wat voor leven deze vrolijke, normaal ogende kinderen hebben, en nog gaan krijgen. Vooral dan is het heel goed om te weten dat er een plek is als OGN waar deze kinderen naar toe kunnen en een educatie krijgen, zodat ze een kans hebben om uit de vicieuze cirkel van armoede en ellende te ontsnappen.
Mijn tijd in Nepal is omgevlogen, maar ik had het voor geen goud willen missen. Ik voelde me er me thuis en, hoewel er nog geen plannen zijn om terug te keren, kijk ik er erg naar uit om er weer heen te kunnen gaan. Om een beetje een beeld te geven van mijn tijd, heb ik nog wat foto’s toegevoegd!
Als eerste is dit een foto van Teej, een Nepalese feestdag in september waarop de meeste vrouwen in het rood gaan. Op de foto zie je mij met de twee Deense meiden en het grootste gedeelte van de juffen op
OGN, allemaal extra mooi aangekleed. Het lollige was, dat wij alle drie langer dan 1.80 zijn, hier zijn door de maanden heen dan ook
ontzettend veel grapjes over gemaakt.
Deze foto is voornamelijk om te illustreren hoe geweldig jonge kinderen het vinden om op de foto gezet te worden. Ik had mijn camera maar twee dagen mee naar school genomen, maar werd beide keren aangevallen door enthousiaste kids die graag gekke bekken wilden maken.
Voor mij is dit een heel bekend beeld, de metalen bakjes met loeihete Dal Bhat (rijst met linzensoep). Alle kinderen krijgen dit twee keer per dag, zes dagen per week en aan ons was dan de taak om ze te motiveren om daadwerkelijk hun kom leeg te eten.
En als laatste is dit het schattigste moment van de dag. Alle peuters doen een middagdutje (intussen hebben ze bedden) en liggen netjes in rijtjes gezamenlijk te tukken.